- De vermogensbelasting in box 3 op sparen en beleggen blijft een hoofdpijndossier voor de overheid.
- Vanaf 2027 moet er een nieuw stelsel komen dat deels is gebaseerd op daadwerkelijk behaalde rendementen.
- Dit dreigt echter een drama te worden in de uitvoering, waarschuwt staatssecretaris Marnis van Rij van Financiën.
- Lees ook: Kan je belastingaangifte over 2023 voor vermogensbelasting in box 3 straks in de prullenmand? Dat weten we pas in augustus
De vermogensbelasting op sparen en beleggen in box 3 is al jaren een hoofdpijndossier voor de overheid. De huidige manier van belasting heffen ligt onder vuur, omdat gewerkt wordt met ‘fictieve rendementen’ op sparen en beleggen. Het plan is om vanaf 2027 te gaan werken met daadwerkelijk behaalde rendementen, maar er dreigen grote problemen in de uitvoering.
De hervorming van de vermogensbelasting in box 3 blijkt ingewikkelder dan gedacht en is daardoor moeilijk uitvoerbaar, zo blijkt uit een maandag gepubliceerde brief van demissionair staatssecretaris Marnix van Rij aan de Tweede Kamer.
De fiscus moet honderden extra mensen aannemen en het nieuwe voorstel legt een dusdanig groot beslag op de IT-systemen dat het in het geplande invoeringsjaar 2027 niet volledig geïmplementeerd kan worden. Voor een deel van de burgers die belasting moeten betalen uit inkomen op vermogen, is het nieuwe stelsel “naar verwachting (te) complex”.
Hoewel een officieel besluit aan de Kamer of een nieuw kabinet zal zijn, heeft demissionair staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit) het voorstel wel al voorbereid en in consultatie gebracht. Ook laat hij al een uitvoeringstoets doen.
Uit de voorlopige resultaten daarvan blijkt dat ook met een broodnodig "intensief communicatietraject" het risico blijft "dat belastingplichtigen niet tijdig, juist of volledig hun aangifte kunnen doen".
Vermogensbelasting op sparen en beleggen in 2027: ingewikkeld alternatief
Het kabinet heeft gekeken naar een combinatie van een zogenoemde 'vermogenswinstbelasting' en een 'vermogensaanwasbelasting'. Daarnaast blijft voor sommige vermogenscategorieën gewerkt worden met zogenoemde fictieve rendementen als basis voor de belastingheffing.
Bij de keuze tussen een vermogenswinstbelasting of een vermogensaanwasbelasting speelt het volgende mee.
Je moet om te beginnen onderscheid maken tussen twee soorten inkomsten uit spaargeld en beleggingen. In de eerste plaats zijn er directe jaarlijkse inkomsten uit sparen en beleggen zoals rente (spaargeld), dividend (aandelen) en huur (vastgoed). Daarnaast zijn er de indirecte inkomsten via de vermogensgroei, ofwel de waarde-ontwikkeling van beleggingen.
Bij zowel de vermogenswinstbelasting als de vermogensaanwasbelasting worden de directe inkomsten door de belastingplichtigen opgegeven en jaarlijks belast in box 3. Dat gaat dus over de daadwerkelijke hoeveelheid ontvangen rente, dividend, huur, enzovoorts.
Het verschil tussen een vermogenswinstbelasting en een vermogensaanwasbelasting zit 'm vooral in het moment waarop de waardegroei van het vermogen wordt belast.
Bij de vermogenswinstbelasting gebeurt dit op het moment dat de bezitting wordt verkocht, waarbij dan wordt gekeken naar het verschil tussen de aan- en verkoopprijs.
Bij de vermogensaanwasbelasting wordt daarentegen jaarlijks het waardeverschil gemeten van bezittingen en wordt telkens de waardegroei gedurende 1 jaar meegenomen bij de belastingheffing.
Een de opties is dat er per vermogenscategorie onderscheid gemaakt gaat worden tussen het soort heffing in box 3 wat betreft de waarde-ontwikkeling van vermogen.
- Spaargeld en beursgenoteerde beleggingen: vermogensaanwasbelasting over waardegroei (jaarlijks afrekenen met fiscus)
- Vastgoedbeleggingen, niet-beursgenoteerde beleggingen: vermogenswinstbelasting op waardegroei, eenmalig afrekenen met fiscus bij verkoop over verschil tussen aan- en verkoopprijs.
- Tweede huizen/vakantiehuizen: heffing op basis van verondersteld fictief rendement.
Van Rij constateert nu in de Kamerbrief van 15 april dat het nieuwe hybride stelsel vraagt om een substantiële aanpassing van de IT-systemen van de Belastingdienst. Die heeft ook veel meer gegevens nodig ter controle.
"Een (aangepast) forfaitair stelsel is als alternatief duidelijk eenvoudiger voor burger en uitvoering, maar heeft als belangrijk nadeel dat er altijd belastingplichtigen zullen zijn met een werkelijk rendement dat afwijkt van het forfaitaire rendement", aldus Van Rij.